De staatssecretaris van Financiën heeft de uitvoeringstoetsen bij de amendementen op het Belastingplan 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling aanmerkelijk belang

Als gevolg van het amendement betreffende de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling voor een aanmerkelijk belang (DSR-ab) vervalt de ondergrens van 0,5% voor een verwaterd indirect belang. Ook wordt de toegang tot de BOR verruimd voor kleine belangen in familiebedrijven. Volgens het amendement volstaat een gezamenlijk belang van de familie van ten minste 25%. Beide wijzigingen verslechteren de handhaafbaarheid ingrijpend. De verruiming van de toegang tot de BOR voor belangen in familiebedrijven staat naar verwachting op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel. De Belastingdienst voorziet een toevloed aan bezwaren tegen afwijzingen van verzoeken om toepassing van de regeling, die niet op grond van de maatregel in aanmerking komen, mogelijk leidend tot een massaalbezwaarprocedure. Door het ontbreken van relevante gegevens aan de hand waarvan toezicht kan worden uitgeoefend, worden de regelingen fraudegevoeliger.

30%-regeling

De onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten wordt gedurende de looptijd van de 30%-regeling stapsgewijs afgebouwd. Gedurende 20 maanden bedraagt de vrijgestelde vergoeding 30%, de volgende 20 maanden 20% en de laatste 20 maanden van de looptijd 10%. De Belastingdienst verwacht dat de versobering van de 30%-regeling tot gevolg zal hebben dat werknemers in de laatste 20 maanden van de looptijd kiezen voor vergoeding van de werkelijke extraterritoriale kosten. Vergoeding of verstrekking van de werkelijke kosten is gevoeliger voor fouten, oneigenlijk gebruik en misbruik.

Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 heeft de Eerste Kamer inhoudelijke bezwaren geuit tegen vijf daarin opgenomen maatregelen. Het betreft de wijziging van de 30%-regeling, de afschaffing van de inkoopvrijstelling in de dividendbelasting, de verhoging van het hoge tarief in box 2 van 31% naar 33%, de verhoging van het tarief in box 3 van 34% naar 36% en de verhoging van de bankenbelasting. De staatssecretaris heeft destijds toegezegd om bij de voorjaarsbesluitvorming met alternatieve maatregelen te komen. In een brief aan de Eerste Kamer voldoet hij aan zijn toezegging. De staatssecretaris wijst erop dat de voorjaarsbesluitvorming nog niet is afgerond.

Gegeven de demissionaire status van het kabinet is de uiteindelijke keuze aan het parlement. De hiervoor genoemde maatregelen zijn op initiatief van de Tweede Kamer genomen en door beide Kamers aangenomen. Wanneer wordt gekozen voor alternatieven zullen deze maatregelen worden opgenomen in het Belastingplan 2025.

Overzicht mogelijke alternatieve maatregelen

Het kabinet heeft zo veel mogelijk gezocht naar alternatieven binnen het domein van de afzonderlijke amendementen.

1. Afschaffen inkoopfaciliteit.

Het kabinet vindt het verstandig wanneer het parlement zou besluiten tot een alternatief voor het afschaffen van de inkoopfaciliteit. Alternatieve dekkingsopties zijn de afschaffing van negatief geëvalueerde regelingen in de omzetbelasting, het verhogen van de Aof-premie of aanpassingen in de tarieven van de vennootschapsbelasting. Dat kan zijn het verhogen van het opstaptarief, een verlaging van de schijfgrens of een verhoging van het reguliere Vpb-tarief. De laatste optie wordt gezien als het meest schadelijk voor het vestigingsklimaat van de aanpassingen in de Vpb.

2. Verhogen bankenbelasting

Er zijn geen geschikte alternatieven voor handen om de inkomstenderving van het terugdraaien van de verhoging van de bankenbelasting te compenseren bij dezelfde groep.

3. Verhoging tarief box 2

Het hoge tarief in box 2 is door het amendement op het Belastingplan 2024 te hoog geworden ten opzichte van het tarief in box 1. Het eerste alternatief is om een verlaging van het hoge tarief te financieren uit een versobering van de mkb-winstvrijstelling. Het tweede alternatief is een verhoging van het lage box 2-tarief.

4. Verhoging tarief box 3

Voor het terugdraaien van de verhoging van het tarief in box 3 ziet het kabinet drie alternatieve dekkingsopties. De eerste is een verhoging van het eigen woningforfait. De tweede is een verhoging van de tarieven in de schenk- en erfbelasting met 1,9%-punt. De derde optie is een verlaging van het heffingvrije vermogen in box 3 van € 58.026 naar € 46.455. De staatssecretaris wijst erop dat de tarieven van box 2 en box 3 niet te veel uiteen mogen lopen.

5. Versobering 30%-regeling

De Eerste Kamer heeft een motie aangenomen om de evaluatie van de 30%-regeling naar voren te halen en op basis van deze evaluatie met een alternatief te komen voor de versobering van deze regeling. De staatssecretaris verwacht voorlopige conclusies van de evaluatie vóór het debat over de Voorjaarsnota te kunnen aanbieden aan de Kamers. De tussenrapportage zal een overzicht bevatten van alternatieve maatregelen. De eindrapportage wordt in juli verwacht.

De Eerste Kamer heeft ingestemd met het merendeel van de wetsvoorstellen, die samen het Belastingplan 2024 vormen. Het pakket Belastingplan 2024 omvat de volgende wetsvoorstellen:

De voorstellen Fiscale verzamelwet 2024 en Wet minimumbelasting 2024 zijn gezamenlijk met het Pakket Belastingplan 2024 behandeld en aangenomen. Het voorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit is verworpen. Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer zijn 23 moties ingediend. Daarvan zijn er 15 aangenomen en zes verworpen. Een motie is ingetrokken; een motie is aangehouden.

In de moties vraagt de Eerste Kamer om voortaan belastingmaatregelen eerder in te dienen en om een meerjarige wetgevingsagenda fiscaliteit. Daarnaast roept de Kamer het kabinet op om de inflatiecorrectie volledig toe te passen, de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken uit te stellen tot 1 januari 2025 en om een nultarief in de verbruiksbelasting in te voeren voor dranken zonder toegevoegde suikers. De Kamer wil verder dat in het Belastingplan 2025 een alternatief dekkingsvoorstel voor het hogere minimumloon komt. Ook wil de Kamer de inkoopfaciliteit eigen aandelen behouden en de 30%-regeling aanpassen. De staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd bij de Voorjaarsnota 2024 met alternatieven te komen.

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2024 aangenomen. Dat ging niet zonder slag of stoot, getuige het grote aantal aangenomen amendementen waarmee de oorspronkelijke voorstellen zijn gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:

Inkomstenbelasting

Loonbelasting

Werknemersverzekeringen

Bedrijfsopvolgingsregelingen

Vennootschapsbelasting

Dividendbelasting

Bankenbelasting

Beide tarieven van de bankenbelasting worden verhoogd. Het tarief over het deel van het belastbare bedrag dat betrekking heeft op kortlopende schulden wordt verhoogd van 0,044% naar 0,058%. Het tarief over het deel van het belastbare bedrag dat op langlopende schulden betrekking heeft, wordt verhoogd van 0,022% naar 0,029%.

Energiebelasting

Vliegbelasting

Per 1 juli 2024 wordt het maximaal toegelaten startgewicht voor de vliegbelasting verlaagd naar 4.000 kilogram. Vliegtuigen, die worden ingezet als sproei-, les- of ambulancevliegtuig kunnen bij AMvB worden uitgezonderd van de vliegbelasting.

Kansspelbelasting

Het tarief voor de kansspelbelasting wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 29,5 naar 30,5%.

Inzagerecht

Accijns

Proceskostenvergoeding

De voorgestelde maatregelen betreffende proceskostenvergoedingen voor de WOZ en de bom worden ook toegepast op administratiefrechtelijke sancties in verkeerszaken.

De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging op het wetsvoorstel fiscale kwalificatie van rechtsvormen ingediend. Aanvankelijk had het kabinet het voornemen om de open commanditaire vennootschap (cv) af te schaffen per 1 januari 2024. Hierdoor zou in bepaalde situaties de bronbelasting op dividenden, die op per 1 januari 2024 in werking treedt, achterwege kunnen blijven. Nu de open cv pas op 1 januari 2025 komt te vervallen, wordt in 2024 mogelijk bronbelasting geheven, doordat in Nederland open cv’s fiscaal als niet-transparant gekwalificeerd worden en in het buitenland als transparant. Door de nota van wijziging wordt in bepaalde situaties vanaf 1 januari 2024 geen bronbelasting op dividenden geheven van een open cv of een daarmee vergelijkbaar buitenlands lichaam. In plaats daarvan wordt bij de achterliggende gerechtigden bepaald of sprake is van belastingplicht voor de bronbelasting op dividenden.

De maatregel geldt alléén voor de bronbelasting op dividenden. Een open cv kan in 2024 wel belastingplichtig zijn voor de bronbelasting op rente en royalty’s.

De staatssecretaris van Financiën heeft een tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2024 ingediend. Belangrijkste aanpassing is een beperking van de inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting. Deze beperking is aangebracht op verzoek van de Tweede Kamer om een verhoging van de kinderbijslag te financieren. De beperking werkt door naar de drempelbedragen voor vermogenstoets voor de toeslagen. De wettelijke inflatiecorrectie per 1 januari 2024 bedraagt 9,9%. In plaats daarvan wordt de toe te passen inflatiecorrectie vastgesteld op 9,61%.

De hoogste inkomensschijf begint na beperking van de indexatiefactor € 75.549 in plaats van € 75.624. Het maximum van de algemene heffingskorting daalt van € 3.374 naar € 3.366. De afbouw van deze heffingskorting begint bij een inkomen van € 24.839 in plaats van € 24.904. De maximale arbeidskorting daalt door de ingreep van € 5.553 naar € 5.538. De arbeidskorting daalt vanaf een inkomen van € 39.939 in plaats van € 39.898.

Ook de grenzen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de maximumbedragen voor de vrijstellingen van groen beleggen en van contant geld, de aanslag- en teruggavedrempel, de hoogste grens van de eigenwoningwaarde voor het eigenwoningforfait en de drempelbedragen voor de beschikking rendementsgrondslag worden met de verlaagde factor geïndexeerd.

In deze nota van wijziging wordt ook de voorkoming van economisch dubbele belasting tussen de aanvullende maatregel voor gecontroleerde buitenlandse entiteiten in de vennootschapsbelasting (de aanvullende CFC-maatregel) en de kwalificerende binnenlandse bijheffing in het wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 geregeld.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heeft de Tweede Kamer een groot aantal moties aangenomen met fiscale gevolgen. De Kamer heeft de volgende wensen geuit:

In dit Belastingplan wordt voorgesteld om per 1 januari 2024 het aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek (EIA) structureel te verlagen van 45,5 naar 40. Aanvankelijk was het kabinet van plan het maximale investeringsbedrag te verlagen vanwege de budgettaire overschrijding. Het kabinet heeft echter besloten om het budget van de EIA vanaf 2025 structureel op te hogen.

Belastingheffing over de boekwinst, die wordt behaald bij de vervreemding van een bedrijfsmiddel, kan worden uitgesteld door de vorming van een herinvesteringsreserve. De herinvesteringsreserve wordt afgeboekt op de aanschaffingskosten van bedrijfsmiddelen, die in het jaar van vervreemding of in de daaropvolgende drie jaren worden aangeschaft. Deze afboeking verlaagt de afschrijvingsgrondslag van die bedrijfsmiddelen en verhoogt daarmee de winst.

Een herinvesteringsreserve, die is gevormd in de ene onderneming kan niet worden gebruikt voor een (her)investering in een andere onderneming. Bij een gedeeltelijke staking van een onderneming is het mogelijk om de herinvesteringsreserve toe te passen op herinvestering in het overgebleven gedeelte van die onderneming. Voorgesteld wordt om toepassing van de herinvesteringsreserve in een andere onderneming mogelijk te maken als de onderneming door overheidsingrijpen gedeeltelijk wordt gestaakt.

De IACK is een heffingskorting voor alleenstaanden of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor een kind, dat jonger is dan 12 jaar, combineren. Een van de voorwaarden voor de IACK is dat de ouder in een kalenderjaar ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen staat ingeschreven als het kind. Bij co-ouderschap kan niet door beide ouders aan de inschrijvingseis worden voldaan. Voor die gevallen is een regeling in de uitvoeringsregeling opgenomen, waardoor beide ouders aanspraak kunnen maken op de IACK mits de zorg voor het kind tussen de beide ouders gelijk is verdeeld. De Hoge Raad heeft de regeling in een arrest uit 2022 ruimer uitgelegd dan de bedoeling was. Daarom wordt nu voorgesteld wordt om de co-ouderschapsregeling voor de IACK in de wet op te nemen en aan te passen. Co-ouders komen met ingang van 1 januari 2024 beiden in aanmerking voor de IACK als zij de zorg voor een kind gedurende het kalenderjaar gelijk hebben verdeeld. Aan die eis is voldaan als het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft.

Verder wordt voorgesteld te bepalen dat iemand, die ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige verblijft maar die daar niet is ingeschreven en dus niet kwalificeert als partner, voor de toekenning van de IACK wordt gelijkgesteld met een partner.